Werkwoorden; tegenwoordige tijd

Les 4
Oefening 4 Werkwoorden; tegenwoordige tijd

Verbs; present tense

Typ het werkwoord in de vorm in de tegenwoordige tijd.
(Type the correct form of the verb in the present tense.)

  1. Hoe laat (gaan) jij naar huis?

  2. Hoeveel dagen (werken) jij?

  3. Anna (werken) nooit op zondag.