Wat wil je drinken? (What do you want to drink?)
Sara:
Hoi Wouter, welkom in mijn huis!
Wouter:
Dank je wel.
Sara:
Ga zitten. Wat wil je drinken? Koffie of thee?
Wouter:
Ik wil graag een kopje koffie.
Sara:
Wil je melk of suiker?
Wouter:
Ik wil alleen een beetje melk. Ik wil geen suiker.
Sara:
Alsjeblieft! Wil je ook een koekje?
Wouter:
Lekker. Dank je wel!